Uitgeverij Cargo vroeg ons of wij de IJslandse thrillerschrijfster Yrsa Sigurðardóttir wilden interviewen. Daar hoefden we natuurlijk niet lang over na te denken, dus gingen Amanda en Alexander naar het Ambassade Hotel in Amsterdam om met Yrsa te praten over haar boeken, schrijven en Mary Poppins.

Foto: crisscrossiceland.com

Je woont in IJsland en werkt er als waterbouwkundig ingenieur. Waarom schrijf je niet over je vakgebied?
Ik groeide op in Amerika, later studeerde ik bouwkunde in Canada. Ik heb wel een boek geschreven dat ermee te maken had. Vijf jaar lang werkte ik als tactisch manager en overzag ik een waterkrachtproject in de IJslandse hooglanden. Ik verbleef daar tien dagen en ging daarna voor vier dagen naar huis, en er was niets te doen. Sociaal gezien vond ik het heel interessant; samen met je collega’s eten, slapen, vrijwel tegelijk je tanden poetsen. En collega’s zijn geen familie. Over zo’n kamp heb ik wel geschreven, een werkkamp, maar omdat ik niet wilde dat het boek werd geassocieerd met dat project, veranderde ik de locatie naar Groenland en het kamp werd een mijnkamp. Dat was de enige keer dat ik schreef over mijn vak, omdat ik niet wilde dat mijn collega’s dachten dat ik aantekeningen op het werk stond te maken.

Is het makkelijker om een verhaal te schrijven dat niets met je dagelijks leven te maken heeft?
Ik denk het. Ik probeer de twee gescheiden te houden. Ik bespreek mijn boeken niet op mijn werk; ik heb mijn werk en ik heb het schrijven. Dat werkt beter voor mij.

Je bent begonnen als kinderboekenauteur. Wat was de reden dat je op het schrijven van thrillers bent overgestapt?
Ik heb een paar kinderboeken geschreven, die vol humor zitten, maar ik werd het grappig zijn moe. Het is heel makkelijk om te overdrijven en daardoor belachelijk over te komen of helemaal niet grappig te zijn. Het is echt een kunst op zich. En ik wilde voor een meer volwassen publiek schrijven. Wanneer je voor kinderen schrijft, zijn er bepaalde dingen waar je niet over kunt schrijven. Het is ook moeilijk om volwassenen in kinderboeken te schrijven. Kinderen lezen graag over kinderen. Volwassenen kunnen alleen een rol spelen in een kinderboek als ze heel erg worden overdreven. Dan zijn ze heel dom of heel slecht of heel wijs. Dat werd vermoeiend, en ik wilde over gewone, meer realistische volwassenen schrijven.

Waarom ben je in eerste instantie begonnen met kinderboeken?
Ik begon ze te schrijven voor mijn zoon. Ik ben een lezer, als kind vond ik het al heerlijk boeken te lezen. Toen mijn zoon een jaar of acht was, las hij niet en ik heb een theorie – nou ja, ik denk dat het een feit is – dat lezers meer empathisch vermogen hebben. Wanneer je als kind leest, kun je jezelf in situaties verplaatsen die je normaal niet zou meemaken. Het geeft je de kans om je in iemand anders te verplaatsen, met het resultaat dat je een ruimere horizon hebt en aardiger kunt zijn. Ik maakte me dus zorgen om mijn zoon, omdat hij niet las. Toen ik keek naar de boeken die destijds beschikbaar waren, zag ik dat ze allemaal de neiging hadden om kinderen een les te willen leren: dat het leven supermoeilijk is, en dat je dat maar moet accepteren en niet eens moet proberen om plezier te maken. Er was bijvoorbeeld een boek over een kind dat geen Kerstmis kon vieren omdat zijn ouders alcoholisten waren. Daarom besloot ik boeken voor de leeftijd van 8 tot 12 jaar te gaan schrijven, die vooral om grappige situaties gingen. Uiteindelijk schreef ik er vijf, maar mijn zoon las er geen een. Later werd hij toch nog een lezer, dus hij is geen slecht persoon.

Je schrijft ook over jonge mensen in je thrillers. Komt dat misschien door de kinderboeken?
Nee, niet echt. Het is meer omdat er altijd kinderen zijn die eronder lijden wanneer iemand sterft. In de verhalen over de kinderpsycholoog had ik de kinderen nodig als manier om haar bij het verhaal te betrekken. Ze werkt voor een bestaand instituut in IJsland dat kinderen helpt die slachtoffer van een misdaad zijn geworden. Ik wilde niet dat ieder boek ging over hoe ze een kind ondervraagt, dus worden de kinderen er op verschillende manieren bij betrokken. Als slachtoffer, als getuige of als ‘het kind van’.
Het is een heel stedelijke serie. Het speelt zich af in de stad, er is politie, het is realistisch. Als er in IJsland iets gebeurt, zijn er vanwege de hechtheid van families daar altijd kinderen bij betrokken. En weet je, als je over een moord schrijft, is het doorgaans geen typische, reële moord. In werkelijkheid worden mensen vermoord door mensen die onder invloed van drank of drugs zijn, of die jaloers zijn of kwaad. De moordenaar heeft de moord niet gepland, ook al komt hij er misschien mee weg. Meestal is het niet heel ingewikkeld.
Je schrijft dus over atypische moorden, en om te zorgen dat de lezer het verhaal gelooft dat zoiets nooit is gebeurd maar dat wel zou kunnen gebeuren, moet je geloofwaardige personages hebben, de maatschappij geloofwaardig beschrijven, en alles moet realistisch zijn. Dan kun je met een plot met een extreme moord wegkomen. Daarom probeer ik zo goed mogelijk een realistisch beeld te schetsen van de personages en de samenleving.

Ik vind Freya een interessant persoon. Ze wil ergens deel van uitmaken, maar het gaat niet zoals ze had gewild.
Ik houd niet van schrijven over zogenaamde superpersonages, die het slimste of het beste zijn. Er is altijd wel iemand die beter of slimmer is. De meeste mensen zijn gewoon mensen en ik wilde dat zij gewoon en toch interessant was. Mijn personages hebben achtergrondverhalen die ik geleidelijk in het verhaal probeer te verwerken, om ze menselijk te maken en een extra dimensie te geven.

Wanneer je een serie schrijft, heb je meestal een hoofdpersoon die in een van twee categorieën past. Er zijn degenen die altijd hetzelfde blijven en degenen die zich gedurende de serie ontwikkelen. De ene categorie is niet beter dan de andere. Personages zoals Hercule Poirot en Jack Reacher veranderen niet of slechts heel geleidelijk. Hun omstandigheden zijn altijd hetzelfde en je kunt veel boeken over ze volschrijven.
Maar als je over personages schrijft die zich ontwikkelen, dan kun je een punt bereiken waarop het saai wordt. Je wilt er niet meer over schrijven en je hebt het gevoel dat je alles uit dat personage hebt gehaald dat erin zit.
Deze serie is af. Hij bestaat inmiddels uit zes boeken en ik heb besloten er een punt achter te zetten. Hoewel ik de serie nog niet moe ben, wil ik vermijden dat ik dat punt bereik. Daarom heeft de advocatenserie zes boeken en schreef ik een paar standalones, die eigenlijk meer horrorverhalen waren. Nu schrijf ik aan een standalone in het horrorgenre. Serieuze horror.
Een andere reden om te stoppen met een serie is dat je, en dat geldt voor veel auteurs, geen slecht boek wil schrijven. Je wilt dat de lezer een boek koopt, en boeken zijn kostbaar, dus je wilt niet dat de lezer denkt, ‘wat is dit voor troep?’. Schrijf wat je wilt en doe elke keer je uiterste best. Het moeilijkste boek om te schrijven is het boek dat je na je bestseller schrijft, omdat mensen dan verwachtingen hebben.

Weet je al bij voorbaat hoeveel boeken een serie krijgt?
Voor deze serie wel. In eerste instantie wist ik alleen dat ik ermee door wilde gaan, maar had ik geen aantal in mijn hoofd. Maar mijn agent had een aantal nodig, dus ik dacht: ik heb vijf kinderboeken geschreven, dus dan schrijf ik nu zes boeken. Aan dat aantal heb ik me gehouden, hoewel ik er best nog een had kunnen schrijven zonder het zat te worden.

Plan je elk boek zorgvuldig, of ga je er elke keer blind in? Wist je van tevoren waar de serie over zou gaan?
Toen ik begon, wist ik dat nog niet. Ik wist vanaf de eerste pagina dat deze twee geen setje zouden worden, of dan op zijn hoogst misschien op de laatste pagina, want ik ging niet schrijven over een stelletje dat samen boodschappen gaat doen. Ik wist dat ik een serie wilde schrijven, omdat ik al drie standalones had geschreven. Er kleven voor- en nadelen aan het schrijven van standalones, maar ik begon het schrijven van een serie te missen. Wanneer je een standalone schrijft, heb je in feite allemaal wegwerppersonages; je kunt ze vermoorden, met ze doen wat je wilt. Als je een serie schrijft, heb je de hoofdpersonen al vastgesteld. Het enige is dat je ze nog eens aan de lezers moet voorstellen die geen van de voorgaande boeken hebben gelezen, zonder dat de lezers die ze wel gelezen hebben zich gaan vervelen. Beide opties hebben zo hun voor- en nadelen. Na het schrijven van een serie van zes boeken, kijk ik ernaar uit weer een standalone te schrijven.

Welke van de boeken die je hebt geschreven is jouw favoriet?
De tweede in de serie vind ik erg bijzonder, omdat die op een bestaande zaak is geïnspireerd. Ik was er enorm door verontwaardigd, daarom werd het ook een heel gewelddadig boek. Toch vind ik dat boek heel goed. Het spookverhaal dat ik heb geschreven en dat is verfilmd vond ik ook heel goed. De film is anders dan het boek, maar ik vond het leuk om het te schrijven. Het is echte horror, maar van de zich langzaam ontvouwende soort. De reden dat ik al tien jaar geen nieuw spookverhaal heb geschreven is dat dit verhaal zo’n succes was, dat een nieuw spookverhaal van mijn hand nooit zou opwegen tegen het vorige. En ik wilde de opzet die ik had gebruikt ook niet kopiëren. Nu heb ik er wel vrede mee.

Hoe doe je research voor je thrillers?
Dat is heel simpel. Het is een kleine gemeenschap. De mensen en informatie zijn vrij toegankelijk. Om een voorbeeld te noemen, voor het boek over het Kinderhuis kun je simpelweg naar de directie stappen en de informatie die je zoekt via hen inwinnen. Natuurlijk is dat geen informatie over casestudies, maar alle informatie die ze mogen geven is eenvoudig te verkrijgen. Die oude zaak van toen ik een kind was? Alle informatie staat nu online, dus ik kon alles wat er gebeurd was doorlezen. En het meisje uit die zaak heeft er zelf een boek over geschreven.
Research doen voor mijn huidige boek is wat lastiger, omdat het zich in de hooglanden van IJsland afspeelt en het weer de afgelopen tijd zo slecht is geweest dat ik er niet naartoe kan. En dat moet wel, zodat ik het kan zien. Ik kan niet over iets schrijven zonder het gezien of geroken te hebben. Een locatie, welteverstaan. Ik heb nog nooit een lijk gezien. Maar goed, ik wacht dus tot het weer wat beter wordt, zodat ik erheen kan om te ervaren hoe het daar is.

Hoeveel tijd kost het je om een boek te schrijven?
Ik schrijf een boek per jaar. Meestal begin ik in februari en eindig ik begin oktober. Dan komt het begin november uit. Dit jaar schrijf ik twee boeken. Terwijl ik wacht tot ik naar de hooglanden kan, werk ik aan een kinderboek. Eigenlijk wilde ik een jaar vrij nemen, maar ik was zo dom om ‘ja’ te zeggen toen ze op mijn werk vroegen of ik met wat dingen wilde helpen. Vrouwen, we zeggen altijd ‘ja’. Het is dus niet echt een jaar vrij geworden, maar ik heb wel meer tijd [om te schrijven].

I remember you (Ég man þig) (2017)

Je had het over het boek dat is verfilmd. Was je daar zelf bij betrokken?
Ze waren erg aardig. Ik heb de regisseur ontmoet en gezegd dat ik er niet bij betrokken wilde zijn. Dat was de juiste beslissing, denk ik, omdat het zo’n ander medium is dan een boek. Er was wel sprake van enige miscommunicatie; ze dachten dat ze me helemaal niks mochten vragen, dat was niet het geval. Maar ze hebben het geweldig gedaan. Ze gebruikten in de film dingen die ik nooit in het boek zou hebben gebruikt, maar die in de film heel goed werkten. Voor een auteur is het moeilijk om dingen geschrapt te zien worden, dus hebben auteurs de neiging om nogal naar te doen tegen scenaristen, terwijl die heus wel weten wat ze doen. Bovendien wilde ik aan een nieuw boek werken, niet weer aan hetzelfde boek.
Het duurde achteraf even voordat ik kon zien wat ik net iets anders gedaan zou hebben, als ik erbij betrokken was geweest. Zoals het zwakke vrouwelijke personage. Op een bepaald moment stuurden ze me een script en vroegen of ik er iets positiefs over kon zeggen, maar ik kon het gewoon niet lezen, dus zei ik dat dit het beste script was dat ik ooit had gelezen. Toen ik naar de première ging, wist ik niets over de film. Toch was ik blij met het resultaat. Soms moet je gewoon op mensen vertrouwen.
Maar het boek is ook je kindje, toch? Nee, niet echt. Ik zeg altijd dat het mijn kleinkind is. Het is nooit goed wanneer de grootouders te dicht betrokken zijn bij de ‘ontwerpfase’.

De boeken die hier nu worden gepubliceerd, zijn boeken die je drie jaar terug hebt geschreven. Is het niet moeilijk om te praten over boeken die je even geleden schreef?
Met deze serie is het zo dat elk boek in de serie over iets gaat waar ik me erg over opwond. Ik herinner me deze boeken dus erg goed. Met de serie over Thora was dat anders, ik had er moeite mee me te herinneren waar die boeken over gingen.

Elk boek heeft een ander ontwerp. Deze gaat over pesten. Heb je daar zelf ervaring mee?
Ik ben nooit gepest en ik heb nooit gepest. Maar ik heb het zien gebeuren met een kind van een vriend van ons. In mijn jeugd hadden we niet eens een woord voor pesten. Ze noemden het ‘plagen’ of zeiden ‘zo zijn kinderen gewoon’. Volgens mij was het niet zo misselijk als het tegenwoordig is. Het is echt vreselijk. De reden waarom ik voor dit onderwerp koos toen ik bedacht waar ik over ging schrijven, was er een enorme discussie over cyberpesten bezig. Een elfjarige jongen, de jongste persoon die ooit zelfmoord pleegde, had net een einde aan zijn leven gemaakt. Hij dacht dat de dood beter was dan zo door moeten leven.
Het is verbijsterend hoe moeilijk het is om dit te stoppen. Je hebt het over kinderen die doorgaans wel luisteren naar wat volwassenen tegen ze zeggen. Door de sociale media is pesten iets geworden dat van iets gruwelijks in iets walgelijks is veranderd. Ik kies meestal onderwerpen die me na aan het hart liggen of die me echt kwaad maken.

Is het lastig om dat te vertalen naar andere landen?
Ik vind van niet. IJsland is een moderne samenleving en in het Westen ervaren we allemaal dezelfde problemen. De boeken die zich in IJsland afspelen, zijn niet alleen voor IJslanders bedoeld. Het naar andere landen vertalen is dus prima te doen.

Zijn bepaalde onderwerpen taboe, omdat het moeilijk is deze onderwerpen naar sommige landen te vertalen?
Niet echt. Daar kan ik ook niet bij stilstaan als ik een boek schrijf. Ik schrijf wat ik wil. Als ze het niets vinden, jammer dan.

Zijn de reacties per land erg verschillend?
Een beetje, zeker bij de oorspronkelijke serie. Het gaat over een advocate en ik heb gezorgd dat ze in geen enkel opzicht op mij leek, omdat ik niet wilde dat mensen zouden denken dat het over mij ging. Zij heeft een zoon die zorgt dat ze al op jonge leeftijd oma wordt. Hij wordt op vroege leeftijd ouder, net als ik. Ik heb een zoon en hij belde me een week voordat het boek uitkwam, en vroeg of ik met hem wilde afspreken in een coffeeshop. Daar vertelde hij me dat ik op het punt stond al heel jong oma te worden. Uiteindelijk dacht iedereen dus alsnog dat het op mijn eigen leven was gebaseerd. Bij deze serie hadden de Amerikanen moeite met de manier waarop ze reageerde op zijn vaderschap. Ze vonden het niet geloofwaardig dat ze zo jong en ongetrouwd waren. En ik zei dat het wel zo was, dat het altijd iets is om blij mee te zijn.
Daar hadden ze moeite mee. Had ik echter geschreven dat ze erg boos werd en er een groot probleem van had gemaakt, dan zou het voor de IJslandse lezers onrealistisch zijn geweest.

Hoe voelt het om te zien dat je boeken wereldwijd worden gepubliceerd?
Heel goed. Wanneer je schrijft, hoop je dat je zoveel mogelijk lezers bereikt. Veel mensen schrijven, maar zijn bang om de volgende stap te zetten en hun werk de wijde wereld in te sturen. Als je wilt dat mensen je lezen moet je dat wel doen, je publiek is dan groter. IJsland heeft weinig lezers.
Toen ik kinderboeken schreef, zat er nog geen intentie achter. Ik had nooit gedacht dat dit zou gebeuren. Het is ook heel vreemd, ik sta er niet te vaak bij stil. Het is leuk om naar andere landen te gaan en lezers te ontmoeten, maar ik denk er niet aan terwijl ik schrijf. Ik heb het idee dat het de zaak geen goed doet wanneer ik te veel stilsta bij de manier waarop mensen zullen reageren. Het is belangrijk om voor je oorspronkelijke publiek te schrijven, vind ik. Als het anderen ook aanspreekt, prima, maar je kunt niet iedereen blij maken.

Ben je bij het vertaalproces betrokken?
Soms, maar niet echt. Ik werk veel met mijn Engelse vertaler. Vertalers zijn goed in de taal waarnaar iets vertaald wordt, maar hoeven niet 100 procent vaardig te zijn in de taal waaruit ze vertalen. Meestal wonen ze niet in IJsland. Ik heb daar gewoond, maar woon er nu niet meer. Er is altijd wel iets dat de vertalers niet begrijpen. Mijn Engelse vertaler kan goed aangeven hoe iets gezegd moet worden zodat niet alleen IJslandse mensen het snappen. Ik denk dat de meeste andere vertalingen aan de hand van de Engelse worden gedaan. Als er iets is waarmee ze vast komen te zitten, dan vragen ze het. Ik maak me weleens ongerust als ik niets hoor, want er is altijd wel iets. Het is een geruststellende gedachte dat alle betrokken partijen willen dat het een goede vertaling en een succes wordt.

Welke boeken lees je zelf graag?
Ik lees thrillers, maar ook andere genres. Ik lees veel horror, maar het is moeilijk om goede horrorboeken te vinden. Boekwinkels hebben de neiging ze bij andere genres te zetten, zoals fantasy en boeken over vampiers, en dat is geen horror. Boeken over vampiers zijn vermomde bouquetromans. Ik lees ook graag sciencefiction. Ik lees niet veel fantasy, maar wat ik heb gelezen vond ik echt heel goed. Al zijn het meestal dikke pillen.
Ik probeer niet veel te lezen wanneer ik schrijf, zeker niet in het IJslands, omdat het je gedachten beïnvloed. Zelfs het woordgebruik. Ik lees ook veel misdaadromans of thrillers.

Wie is je favoriete auteur?
Ik vind Sophie Hannah goed, de manier waarop ze schrijft over vrouwen die doorslaan. Dat doet ze zo goed. Ook Lars Kepler, Maria Adolfsson, Camilla Grebe en Jussi Adler-Olsen vind ik goed. Ik lees erg veel, maar als je ouder wordt, heb je meestal geen favorieten meer – geen favoriete muziekgroep, geen favoriete kleur, dat houdt allemaal langzamerhand op. Ik houd van de Scandinavische auteurs. Volgens mij heb ik nog nooit een Nederlandse auteur gelezen.
O ja, en Stephen King. De laatste tijd heb ik geen boeken van hem gelezen. Ik was aan een van zijn nieuwe boeken begonnen, maar vond het niets. Ik heb gehoord dat de nieuwe misdaadromans goed zijn. Daarom houd ik waarschijnlijk van dit genre. Zijn boeken kwamen uit toen ik jong was – zoals Bezeten Stad, De Shining, Carrie, Cujo – en ze waren stuk voor stuk fantastisch. Dat was de absolute top van de horror, sindsdien gaat het steeds een beetje bergafwaarts.

Heb je een bepaalde schrijfroutine?
Het is niet echt een routine. Ik schrijf op de bank, voor de TV, en speel horrorfilms af. Niet om te kijken, hoor, maar om die sfeer te voelen. Voor het eerste boek in de Kinderhuis serie, DNA, heb ik The Walking Dead aangezet en elke keer dat ik opkeek, werd er iemand op brute wijze vermoord. Dat was een goede schrijfsfeer. Ik hoef me niet af te zonderen of naar een hutje in het bos te gaan om te schrijven, hoewel ik dan weer niet op een vliegveld kan schrijven. Te veel lawaai.

Stippel je dingen uit?
In principe wel. Ik weet hoe het gaat eindigen en ik weet waar ik moet beginnen. Maar dat verandert vaak. Ik stuur het verhaal het liefste hoofdstuk voor hoofdstuk naar mijn uitgever en na tien hoofdstukken kan ik het zelf als lezer bekijken. Dan kan ik nagaan of er iets mist. In dat geval verander ik meestal van koers. Na dertig hoofdstukken weet ik waar het naartoe gaat.
Die arme redacteur van me weet pas hoe het eindigt bij het laatste hoofdstuk, en daarna duurt het nog maar een maand voordat het boek uitkomt. Ik gruwel bij het idee eerst een volledige kladversie van het manuscript op papier te moeten zetten en dan net voor het einde te beseffen dat het niet werkt.
Op mijn manier kan ik al vroeg zien of er iets niet klopt en dat zonder te veel gedoe oplossen. Voor mij werkt het. Mijn redacteur en ik werken al 15 jaar samen, dus het werkt.
Het is ook een manier om een eerlijke reactie te krijgen. Als je al weet wat er gaat gebeuren, is het toch anders. Voor een auteur is het soms lastig om afstand van het verhaal te nemen en te begrijpen hoe de lezer iets zou ervaren, zeker met horror. Toen ik het spookverhaal had afgemaakt, dacht ik bij mezelf: Dit is helemaal niet eng. Maar toen het uitkwam in IJsland, wilden mensen het boek in de vriezer stoppen! Ze wilden het niet in de buurt van hun bed hebben.
Ze zijn zo moeilijk te beoordelen, elementen als angst en horror, omdat ze gebaseerd zijn op anticipatie. We zullen zien hoe het deze keer uitpakt. Ik kijk ernaar uit, maar ben ook wel bezorgd. Ik ga vaak van het ene genre naar het andere, wat in het kader van marketing misschien niet heel verstandig is, maar daar denk ik niet echt aan wanneer ik ga schrijven.

Alexander, Yrsa Sigurðardóttir & Amanda

Mensen hebben natuurlijk wel bepaalde verwachtingen. Ze verwachten waarschijnlijk meer van hetzelfde, en horror vindt misschien niet iedereen leuk?
Uiteraard, maar het is wat ik wil schrijven. In het begin wil je iedereen tevreden stellen, maar dat gaat gewoon niet. Het enige dat je niet wilt is dat mensen een duur boek gaan kopen en het vervolgens troep vinden. Eigenlijk zouden ze een sticker op de kaft moeten plakken die ze waarschuwt dat dit een spookverhaal is.

Lees je recensies van je eigen boeken?
Soms. Ik lees wel de online recensies van bloggers, omdat ik hun inbreng waardeer. Het is goed om te weten wat mensen denken en daarvan te leren. Je kunt dat niet bij websites zoals Amazon, waar mensen een lage beoordeling achterlaten omdat het boek bijvoorbeeld twee dagen te laat werd geleverd. Het is ook beter om niet alle recensies te lezen, dat kan behoorlijk deprimerend werken. Je vergeet gemakkelijker de positieve recensies en concentreert je op de negatieve. Dat had ik vrij snel door. Het voelde alsof ik mijn ziel door de versnipperaar haalde, dus ik ging er niet meer naar opzoek. Ook al zijn er heel fijne, positieve recensies.

De laatste vraag is een beetje off-topic. Hoe zeg je superformiweldigeindefantakolosachtig in het IJslands? Mijn partner daagde me uit om je dat te vragen.
Jeetje, eh. Dat is dan supercalifragilisticexpialidokur. Klinkt als het origineel. (Niet tegen haar zeggen dat ik het op moest zoeken, hoor, laatst was er een toneelstuk in IJsland)

 

Interview: Amanda & Alexander
Transcriptie: Alexander
Vertaling en correcties: Yfke
Met dank aan uitgeverij Cargo & Ambassade Hotel Amsterdam



Ik ben Alexander, bouwjaar 1973. Ik lees graag thrillers en fantasyboeken. Zelf schrijf ik korte verhalen, doe mee aan schrijfwedstrijden en werk aan mijn eigen boek. Ook ben ik bouwkundig tekenaar en hou ik van Formule 1 en wielrennen.

Leave a Reply

  • (not be published)